De pes planus/planovalgus is in de volksmond beter bekend als de "platvoet”.
De hoofdkenmerken zijn een afgevlakte voetboog en overpronatiebeweging (= doorzakken van het gewelf) in het gangpatroon. Vaak wordt deze ook geassocieerd met verkorte achillespees en kuitspier. Pronatie van de voet is een combinatie van eversie in het subtalair gewricht, voorvoetabductie en dorsiflexie nl. het hielbeen draait naar binnen, de voorvoet naar buiten en de voet wordt opgetrokken naar boven. In het gangpatroon is altijd een noodzakelijke pronatiebeweging terug te vinden kort na het hielcontact, dit wil zeggen nadat de hiel de grond raakt en de voet bijna volledig aan de grond komt. Deze pronatiebeweging is noodzakelijk voor schokbreking en schokabsorptie om rugklachten te vermijden.
"Abnormale pronatie” gaat in het gangpatroon verder tot de afstoot van de voet tijdens de propulsie fase (voetafrol, toe-off). Bij overpronatie ontstaat, door het afvlakken van de voetboog, spanning ter hoogte van bepaalde spier -en peesgroepen waardoor een functionele verkorting van het been ontstaat. Deze veranderingen hebben op hun beurt effect op de houding van ons lichaam. Eveneens zien we dat bij overpronatie de heup naar binnen draait. Door de spanning op de spieren en pezen ontstaat hierbij een voorwaartse kanteling van het bekken. Deze gevolgen samen kunnen leiden tot lage rugpijn.
Indien de platvoetafwijking uitgesproken pijnlijk is of de patiënt op hoger geleden segmenten klachten ondervindt, is schoenadvies en uitgebreid klinisch -en biomechanisch onderzoek met ganganalyse noodzakelijk om podologische zooltherapie te kunnen starten. Podologische zolen kunnen de voet herpositioneren en deze overpronatiebeweging beperken (enkel laten gebruiken wat nodig is) en dus de klachten verminderen.